Cognitieve functies

Cognitieve functies zijn de bouwstenen (of denkmiddelen) van ons denken. Iedereen kan beschikken over 22 denkmiddelen. Die zou je kunnen zien als gereedschap voor ons denken. Dit gereedschap is gerangschikt in de zogenaamde omgekeerde piramide. Met als onderste denkmiddel ‘Waarnemen’. Zonder waarnemen geen denken. Samen met ‘Nauwkeurig zijn’ en ‘Niet impulsief zijn’ vormen deze drie de basis van ons denken: wanneer je de tijd neemt om nauwkeurig waar te nemen, dan heb je daar de rest van je denkproces gemak van!

Deze drie worden ook wel Focus genoemd. Het denken van kinderen begint altijd vanuit de onderste drie denkmiddelen. Probeer je nu eens voor te stellen wat er met je denken gebeurt als je niet goed focust? De basis van je denken is dan niet in orde. Je denkproces is heel wankel en maakt niet een goede start. En daar heb je dus tijdens het denken en uitvoeren van een taak last van. Je kunt de taak niet goed uitvoeren.

 

 

Cognitieve functies (denkmiddelen) zijn niet aangeboren, maar zijn in aanleg aanwezig in ons brein en moeten zich dus ontwikkelen. Dat gebeurt vooral in de leeftijd van 0 - 24 jaar. Voor een groot deel gaat dit als vanzelf en hoort dit bij opgroeien. Door met anderen in contact te zijn, door van anderen te leren, door ervaringen op te doen.

Maar soms gaat het dus niet vanzelf en merk je dat je kind bijvoorbeeld het klokkijken niet onder de knie krijgt. Klokkijken is niet een van de denkmiddelen en toch kan het probleem zitten in het denkmiddel 'Ruimtelijke relaties leggen' (in de volksmond ruimtelijke oriëntatie). Klokkijken heeft namelijk alles te maken met over, voor, lang, kort, links, rechts, boven, onder... Als je dit niet weet, dan wordt leren klokkijken een hele kluif. 

In de basisschoolperiode worden met name de eerste vier lagen ontwikkeld. Dat betekent trouwens niet dat een basisschoolkind bijvoorbeeld niet zou kunnen werken volgens een planning. Veel kinderen in die leeftijd zijn prima in staat om de weektaak af te krijgen. Maar wie maakt die weektaak? Wie geeft het voorbeeld? Precies, de leerkracht. En dat is ook heel goed dat gebeurt. Voor een basisschoolkind is het zelfstandig maken van een planning ingewikkeld. Het denken van een kind is daar nog niet aan toe. Ons brein ontwikkelt pas het denkmiddel 'Plannen' in de puberteit. Tot die tijd mogen kinderen en ook tieners dus hulp krijgen bij het plannen. Ze hebben ons volwassenen nodig om op het spoor gezet te worden en dit te leren. Het is ronduit gemeen om ze dit alleen te laten doen!

De vijfde laag wordt in de puberteit optimaal ontwikkeld. Geen wonder dat tieners het idee hebben dat ze alle tijd van de wereld hebben (‘Tijdsoriëntatie’) en dat ze zich weinig kunnen inleven in bijvoorbeeld hun ouders ('Niet egocentrisch communiceren'). Deze denkmiddelen zijn nog in ontwikkeling!

De bovenste laag is tot op een leeftijd van 24 jaar in ontwikkeling. Dit betekent overigens niet dat alle denkmiddelen vanaf dat moment in een prima staat zijn. We hebben allemaal zo ons denkmiddelen, die het niet helemaal goed doen. Ook hebben we onze voorkeuren voor een bepaald denkmiddel. En bovendien, we moeten het ons ook nog eens bewust zijn dat we een denkmiddel in kunnen zetten en dan het dan ook nog willen doen! Leuk, dat denken!


 

Bronnen:
Basisboek Mediërend Leren – Floor van Loo en Emiel van Doorn
StiBCO.nl 
Ontwikkelingsgericht begeleiden in alledaagse situaties – Piet van Dijk en Emiel van Doorn


 

Powered by webXpress